Naast een enorme invloed op leerproblemen hebben executieve functies ook een grote invloed op gedrag en is er een sterke relatie tot gedragsproblemen. In het boek ‘Groepsplan gedrag’ van Kees van Overveld (2012), staat beschreven dat leerlingen met ernstig verstorend gedrag soms als ADHD’er worden bestempeld, terwijl de oorzaak eigenlijk terug te voeren is naar nog niet ontwikkelde executieve functies.
Recente neurobiologische theorieën over ADHD gaan ervan uit dat de problemen die jeugdigen met ADHD in hun dagelijkse leven ondervinden op het gebied van aandacht, impulsiviteit en hyperactiviteit te maken hebben met moeilijkheden in hun executieve functies. Onderzoek laat zien dat het executief functioneren van jeugdigen met ADHD afwijkt van dat van jeugdigen met een normale ontwikkeling.
Executieve functies stellen een persoon in staat om optimaal tegemoet te komen aan de eisen die de omgeving stelt. Gewoontes en routines die dreigen te leiden tot inadequaat gedrag kunnen worden gestopt (‘impulscontrole’) en er kan overgeschakeld worden op alternatief gedrag (‘flexibiliteit’) wanneer dat passender is. Voordat tot actie wordt overgegaan kunnen alle voor- en nadelen van het gedrag nog even mentaal op een rijtje worden gezet door de toekomstige situatie mentaal in te beelden of soortgelijke situaties uit het verleden op te roepen (werkgeheugen). Hiermee is het mogelijk plannen te maken (plannen&organiseren) alvorens deze uit te voeren om aldus te anticiperen op het handelen, alternatieven te overdenken en te overwegen, het eigen en andermans gedrag te monitoren en aan te passen aan veranderende situaties. Maar ook om over de eigen gedachten en emoties na te denken (gedragsevaluatie), dat belangrijk is voor doelgericht gedrag en zelfregulatie.
ADHD wordt steeds vaker in verband gebracht met gebrekkige executieve functies zoals werkgeheugen en inhibitie